Erika vindt werk.

foto erika

Zal ik eens het één en ander rechtzetten? Toch datgene wat de media scheef hebben gezet. Al ben ik mij er meteen ook van bewust dat- hoewel ik het subject ben in dit alles- jullie hoe dan ook zullen twijfelen aan mijn ‘ware’ versie van de feiten. Want het kan toch niet dat al die kranten, boekskes en nieuwssites fout waren? Nee toch? O jawel. Of laat ons op zijn minst stellen dat ze de redelijk banale en bijgevolg weinig interessante waarheid, creatief wisten om te toveren tot een sappig vervolgverhaal. Altijd fijn immers om voor continuïteit in je verslaggeving te zorgen en de geniale koppen te kunnen gebruiken die je na elke vorige episode al op het schap klaar gelegd had. Denk: Erika stopt bij de VRT- Erika had een burn-out- Erika overwint haar burn-out- Erika vindt geen werk na haar burn-out- Erika heeft eindelijk weer werk- Erika vindt nog meer werk. Als je het zo leest, is het bijna jammer dat de reeks nog niet in boekvorm uitgebracht is. Move over Tiny!
Hoe het allemaal begon? Wel, in mei 2013 besloot ik om de VRT te verlaten. Officieel omdat ik andere horizonten wilde verkennen. Officieus omdat we niet langer op dezelfde lijn zaten en ik mezelf op termijn daar onder de toren niet meer zag functioneren. Ik deed mijn job op zich nog wel graag, maar de omgeving waarin ik hem moest uitvoeren, maakte me niet meer gelukkig. Dan kan je aanmodderen en je vastklampen aan je loonbriefje of je kunt kiezen voor de sprong in het onbekende. Ik koos voor de laatste optie. En een paar maanden later, toen ik met meer afstand kon terugkijken op de gebeurtenissen, schreef ik een opiniestuk voor De Morgen. Het ging over het belang van feedback op de werkvloer. Niet dé reden waarom ik de openbare omroep vaarwel heb gezegd, wel één van de factoren die de beslissing beïnvloed heeft. Ik stelde de eindredacteur vervolgens voor om het stuk te kaderen binnen de ‘heersende burn-outboom’. Dat debat woedde toen (ook al) hevig en ik vond het precies wel slim om de maatschappelijke relevantie van mijn schrijven te benadrukken. Haha, was me dat een slechte suggestie! Want ook al staat het nérgens in de eigenlijke tekst, plots werd ik het burn-outmeisje. Gebrandmerkt voor het leven. Of toch voor heel lang, zo blijkt. Daarom, voor eens en voor altijd en for what it’s worth: ik-heb-geen-burn-out-gehad! Mijn vrienden, mijn lief, mijn familie, de mensen die mij écht kennen kortom, zullen dat bevestigen. Wat niet wegneemt dat ik er- achteraf bekeken en als conclusie van de gigantische hoeveelheid zelfreflectie die bij dit hele circus kwam kijken- wel dicht tegenaan heb gezeten. En ja, zo word je het bijna burn-outmeisje natuurlijk.
Komaan zeg, stel je voor dat alles wat mensen bijna hebben of doen of laten wereldnieuws zou zijn? Of alle opdrachten die je als zelfstandige uitvoert elk afzonderlijk de pers halen? Want dat is exact de huidige situatie. Eind vorig jaar schreef ik een scherpe blogpost over mijn zoektocht naar werk en die bijdrage werd plots aanzien als de langverwachte, nieuwe episode in de Erika-soap. Ook hier dus de rechtzetting, voor wat ze waard is. Ik kon effectief geen fijne, nieuwe job in dienstverband vinden en de manier waarop ik die frustrerende sollicitatieperiode ervoer, wilde ik even op tafel gooien. Puur rationeel, allerminst emotioneel. Om hulp heb ik nooit geschreeuwd, laat staan gesmeekt. Ik hoopte enkel een paar mensen wakker te schudden en te benadrukken dat ik wel degelijk beschikbaar was.
Ondertussen heb ik de zoektocht naar een fulltimebetrekking volledig stopgezet en heel bewust gekozen voor het statuut van zelfstandige. In die hoedanigheid doe ik in de eerste plaats veel dingen die ik daarvoor ook al in bijberoep mocht realiseren. Reclamespots en animatiefilms inlezen bijvoorbeeld. En evenementen of corporate filmpjes presenteren. Kan je daarvan leven? Nee jong. Met een opdracht van nog geen halve dag voor bandenfabrikant Michelin bijvoorbeeld, zou ik het echt niet redden hoor. Maar gelukkig zijn er recent- en voor een stuk dankzij de fel besproken blogpost- een aantal structurele samenwerkingen bijgekomen. Mijn gloednieuwe job als nieuwsanker voor RTV (de TVL van de Kempen en Mechelen) voorop. Verder ook communicatie- en coachingopdrachten voor Diploid (een Leuvense start-up die zich bezighoudt met genoominterpretatie), Spindokter (gespecialiseerd in niet-commerciële communicatie) en My Personal Branding (een bedrijf dat professionals in het algemeen en advocaten in het bijzonder begeleidt op het gebied van personal branding). En een pak schrijfwerk. Want ik word de auteur vanHappy Mama’. Een inspirerend boek voor jonge moeders, over roze en andere wolken. Jawel, Erika gaat een boek schrijven. Als dat geen mooie primeur is om mijn reeks columns voor deze krant mee te beëindigen.

(Deze column verscheen afgelopen weekend in HALLO, één van de weekendbijlages van Het Belang van Limburg.)

Wat vooraf ging:

Erika zoekt werk. Nog altijd.

Erika zoekt werk. De follow-up.

Foto: Madelien Waegemans.

JA Erika!

Erika Van Tielen

Er was een tijd dat spanning en sensatie my middle names waren. Ik was een JA Jan avant-la-lettre. Een meisje dat niet roekeloos, maar ook niet geheel doordacht (weliswaar bewust niet geheel doordacht!) JA zij tegen de meeste voorstellen die ze aangereikt kreeg. Wat had ik ook te verliezen? Ik was jong en alleen. Wild en onstuimig. Nieuwsgierig en enthousiast. Ik woonde alleen, werkte zelf voor mijn kost en moest aan niemand verantwoording afleggen. De wereld lag aan mijn voeten en ik zou ‘m keihard veroveren nondedju. Stap voor stap en toch rap liefst. Met vallen en weer opstaan. Met intens geluk en diep verdriet. Want oh ja, dat hoorde er wel bij, een ontgoocheling hier of een stevige bots tegen een denkbeeldige muur daar. Het deerde me evenwel niet, zolang ik druk bezig was (of dat toch zo kon laten lijken) en non-stop avonturen beleefde.
Zo veel mogelijk ervaringen opdoen op zo veel mogelijk verschillende vlakken. Misschien is dat nog wel de beste omschrijving van mijn toenmalige missie. In de liefde bijvoorbeeld. Ik moest toch kunnen meepraten over verrassende dates en gevaarlijke affaires. Of op het werk. Wie niet waagt niet wint. Als de job van je leven niet naar jou komt, moet jij naar de job van je leven. Gaan met die banaan. En uiteraard in mijn vrije tijd. De vlaggetjes op een grote wereldkaart toonden mij bij elk toiletbezoek instant welke landen ik al bezocht had, maar wezen even snel op diegene die nog steeds onontgonnen terrein waren. Mijn Frans moest beter en mijn Spaans kon ook wel wat opfrissing gebruiken. En waarom zou ik niet aan een cursus Russisch beginnen? Wat gedaan trouwens met die stapels dodelijk interessante boeken die ik nog moest lezen? Alle muziek die ik nog moest beluisteren? Alle filmklassiekers die nog lagen te wachten op een visie van mijnentwege? En zou ik niet eens een marathon lopen? Of een parachutesprong wagen? Te veel ambitie, een overdosis drive. Altijd tijd te kort. Net als iedereen in mijn omgeving destijds. Een milieu dat gedomineerd werd door mensen met exact dezelfde sturm und drang. Alle anderen, die losers die nergens naar leken te streven, die zich niet maten met elkaar en met zichzelf en die godbetert tijd hadden, tijd voor geliefden en familie, voor toevallige ontmoetingen en voor alles daartussen, die konden toch niet goed bezig zijn? Zo’n leven kon toch onmogelijk voldoende voldoening verschaffen? Oh jawel! En ik kan het weten. Nu toch. Want tegenwoordig hoor ik bij die zogenaamde losers. Vanop de ander oever leek mijn leven een onstuimige rivier, van hieruit is het een rustig kabbelend beekje. En de pieken in de bergketen achter het water zijn vervangen door een mooi afgerond plateau. Een hoogvlakte waar het nog steeds aangenaam toeven is, waar er ook nog vaak ja gezegd wordt, maar even dikwijls nee. Spanning en sensatie zijn niet volledig verdwenen, ze hebben gewoon wat plaats vrijgemaakt voor de little things in life. Kleine dingen die mijn hartje doen zingen. Die de banaliteit en tegelijk de schoonheid van het leven en deze wereld benadrukken. Een esthetiek die zich dus niet per se uit in weidse zichten, tropische stranden of hete mannenlijven. Wel in bescheiden geneugten als de lach van mijn kleine snodaards, een met liefde bereide maaltijd of een wandeling door het bos.
Hoewel het misschien weinig lijkt en mager oogt, gebeurt er gigantisch veel meer. Honderden kleine dingen in plaats van die paar grote. Meer kansen om ja te zeggen. Meer verrassingen ook. En wat ik vroeger had, zie ik nog altijd aan de overkant. Ik zou zelfs af en toe het bruggetje kunnen nemen daar naartoe. Maar echt, het hoeft niet. Ik mis mijn oude leven niet. Ik wil geen leven naast mijn kinderen. Ik héb een leven. Een nieuw leven, mét mijn kinderen.

(Deze column verscheen afgelopen weekend in HALLO, één van de weekendbijlages van Het Belang van Limburg.)

Foto: Frank Abbeloos

Al één jaar moeder van twee.

edit - 1

26 januari 2014. Een milde winterse zondagavond en het lief en ik zouden eindelijk eens gaan eten bij Yam Thai, het restaurant van Nathalie Meskens en haar man Jeroen. Dat hadden we hen en elkaar al lang beloofd. Alleen kreeg het kind in mijn buik plots heel andere plannen. En dus werd het voorziene eetfestijn last minute vervangen door een bezoek aan het ziekenhuis. Ach, ook gezellig. En spannender. Want de resultaten van de monitor en het bijhorende onderzoek lieten al gauw niks meer aan de verbeelding over. Het spel was inderdaad begonnen, het kind onderweg. Een maand te vroeg, net als zijn broer. Maar net daarom waren we niet verrast en nog minder ongerust. Ook de keizersnede die omwille van een nieuwe stuitligging nodig was, boezemde mij deze keer een pak minder angst in. Laat maar komen dat mini-ding, we’ve done this before. En jawel, het kleine mensje kwam. 2 kilo en 240 gram. Belachelijk petite en fijn, edoch onwaarschijnlijk perfect. Al zeg ik het zelf (sorrynotsorry, moeders zijn nog nooit het toonbeeld van objectiviteit geweest!). Een paar dagen couveuse, een weekje sondevoeding en in totaal veertien dagen topverzorging op de prematurenafdeling later mocht Rowen mee naar huis. Met ons en met zijn broer. Zijn grote broer. Die laatste droeg glimmend van trots de maxi-cosi mee naar buiten. Alsof de draagmand symbool stond voor de nieuwe verhoudingen binnen ons gezin en het besef voedde dat het kind erin wel degelijk een blijver was.
Ondertussen zijn we een jaar verder. Een heel jaar. Ik kan het amper geloven. Finn deelt geen speelgoed en haalt knuffelen en versmachten weleens door mekaar, maar is voor de rest een redelijk voorbeeldige broer. Rowen is van een onrustige, very high maintenance baby uitgegroeid tot een evenwichtige, lieve en vrolijke peuter. Zo’n kind dat lacht en doet lachen. Waarop je onmogelijk langer dan twee tellen boos kan zijn. Zelfs niet als hij je voor de 365e nacht op rij uit je slaap haalt. Zelfs niet als hij er een sport van maakt om de kaka consequent naast zijn pamper te mikken. Een kind waardoor je voelt en beseft: ik kan het! Kinderen grootbrengen, bedoel ik dan. Twee tegelijk zelfs. Wie had dat ooit gedacht? Als ik nu uitzonderlijk slechts één van de twee in huis heb, begrijp ik hoegenaamd niet waarom ik vroeger met dat ene kind soms zo gestresseerd en onzeker rondliep. Eén kind is easy, toch? En nul kinderen is helemaal peanuts. Als je weet wat het is om er twee (of meer) in huis te hebben tenminste. Wat deed ik vroeger in godsnaam met al mijn tijd? Hoe vulde ik mijn dagen? Mijn leven? Hoe saai en oppervlakkig was het niet om alleen met mezelf en met mijn eigen doelen en noden bezig te zijn? Bwah. Gelukkig heb ik ook lange tijd schaamteloos genoten van die luxesituatie. Als ik dat trouwens niet gedaan zou hebben, hield ik er over de huidige levensfase ongetwijfeld een andere mening op na.
Ik ben het voorbije jaar alleszins een betere mama geworden (sorrynotsorry, moeders zijn al te vaak het toonbeeld van bescheidenheid!). Ik ben erop vooruit gegaan qua time management, op vlak van verzorgings-, opvoedings- en entertainmenttechnieken. En ik heb ook ontdekt dat liefde niet ondeelbaar is. Dat je zo’n tweede kind moeiteloos even keigraag kan zien als het eerste. En nog straffer: dat je je beide kinderen elke dag nog een beetje liever ziet. Zou er ergens een grens zijn wat dat betreft of kan die liefde eindeloos blijven groeien? Ik zou er alleszins niks op tegen hebben. En ik wil het zelfs testen met een derde kind. Alleen moet ik dan een andere man zoeken, zegt de huidige. Dedju.

(Deze column verscheen afgelopen weekend in HALLO, een bijlage van Het Belang van Limburg.)

De Finn files. Inclusief zijn leukste uitspraken, part II.

Processed with VSCOcam with t2 preset

De kerstvakantie was een keerpunt. De Finn van de eerste weken van 2015 is een hele andere dan die van de laatste weken van 2014. En daar is werkelijk niemand in dit huis rouwig om. Want de oververmoeide, lastige en eindeloos zeurende kleuter van eind vorig jaar is begin dit jaar uitgegroeid tot een lief, vrolijk en behoorlijk schattig mannetje. Al moet ik meteen nuanceren. Het is hier nu ook weer niet continu van de rozengeur en de maneschijn. Zo wordt er af en toe nog duchtig geklaagd, gezaagd en zelfs geflipt als onze ideeën niet volledig overeenstemmen met de zijne. En dat is onvermijdelijk al eens het geval. Onder de zachtere façade schuilt er dus heel zeker nog een behoorlijk eigenzinnig jongetje. Eentje dat uiteindelijk wel zal doen wat je vraagt, maar dan op zijn tempo en vooral op zijn manier. Of zo moet het alleszins toch lijken. Ook als hij zich moet omkleden, blijft de kans bestaan dat de boel in no time escaleert. Het allerliefste zou mijn kind namelijk dag én nacht in zijn monster truck- trui, versleten cars-sokken en met een spuuglelijke spiderman-muts (gekregen van iemand die ze om evidente redenen zelf niet meer in huis wilde hebben) rondlopen. Maar de kleine man mag op zijn kop gaan staan, in die outfit laat ik hem onder geen beding buitenkomen. Binnen ben ik toleranter. I choose my battles.
Dat hij de voorbije weken een stuk mondiger is geworden, lijkt mij trouwens onlosmakelijk verbonden met die opmerkelijke gedragsswitch. Beter praten, betekent duidelijk ook beter én vooral redelijker communiceren. Hij begint echt mooie zinnen te bouwen. Zelfs in de verleden tijd. Hij krijgt ook een preciezer tijdsbesef en gebruikt vol trots de begrippen morgen, vandaag en gisteren. Verder heeft ie ook al een heus stopwoord: eigenlijk. En is zijn fascinatie voor kaka helaas (on)behoorlijk groot gebleven. Kaka in de grond heeft de status van klassieker verworven. Bob de Bouwer, kunnen wij het maken? Bob de Bouwer, kaka is goed! werd een nieuwe topper en ook de vondst om zijn allereerste nieuwjaarsbrief af te sluiten met Gelukkig Nieuwjaar kakaaa! beschouwt hij zelf als behoorlijk geniaal. Je zou dus denken dat meneertje ook koketteert met de real stuff, maar neen, op het toilet worden geen pottenkijkers geduld. Doetedeuristoe! Gadisweg! roept ie dan vanuit het kleinste kamertje. In dezelfde categorie ‘licht onsympathiek’ vallen ook uitspraken als: Ik heb toch niks gevraagd! Als je hem iets wil laten doen waar hij niet bepaald om staat te springen. Of: Ik wol da ni! Een boze uitval waarin slechts één klinker fout staat. Maar de meeste van zijn citaten kan ik gelukkig eerder onder de noemers ‘grappig’ of ‘snugger’ klasseren. Nee, moeilijk gaat niet! bijvoorbeeld. Nadat ik hem probeerde te leren dat ie niet onmiddellijk moet opgeven als de uitdaging wat groter wordt. Of: Straks is iedereen donker. Hij bedoelde dronken, maar deed toch voor de zekerheid het licht uit. Daddis cool! Waarop je heel even denkt dat je al een teenager in huis hebt. Papa is een kapoentje! vind ik ook een leuke. Net als: Papa is een traktortje! Toen hij zijn vader iets te hard hoorde snurken. En: Maar ik héb al goed geslaapt! Het is geslapen Finn! Nee, geslaapt! Hij heeft moeite om zijn taalfouten toe te geven én hij begint middagdutjes overbodig te vinden. Hem ‘s avonds stil krijgen, is ook niet evident overigens. Als zijn bedverhaaltje erop zit terwijl hij nog lang niet aan slapen denkt, komt onze bengel met dit sluwe compromis op de proppen: Dikkie Dik moet niet slapen, Dikkie Dik moet eerst nog twee minuutjes tv kijken! Nice try. En deze laatste bezorgde ons de slappe lach in het weekend dat de klaspop kwam logeren: Mama! Juleske mag niet naar mij kijken! Waarop ik het arme ding instant uit zijn kamer moest evacueren.
Ach, een verbeterde Finn is goed, een perfecte Finn zou saai zijn. Toch?

(Deze column verscheen afgelopen weekend in Hallo, de tv-bijlage van Het Belang van Limburg.)

Meer zotte uitspraken van Finn lees je hier.

Bubbelbad.

Processed with VSCOcam with t2 preset

Blijven praten, zeg ik steevast als men mij vraagt naar het geheim van een goeie relatie. Dat is geen origineel advies, verre van. Ik heb het van horen zeggen. Maar de manier waarop en vooral de plek waar mijn lief en ik die richtlijn in de praktijk proberen om te zetten, is wel iets minder voor de hand liggend. Eerder gewoon liggend. Wij praten namelijk het liefst en vooral het best in… de jacuzzi. Het bubbelbad zo u wil. Daar hoeven we niet eens voor naar de wellness, we hebben er eentje in onze tuin staan. Regi-style quoi! Beschouw het wel niet als een zotte aankoop van een aanstellerig stel luxebeesten. Waarmee ik niks over Regi wil insinueren! Het ding hoorde simpelweg bij het huis dat we twee jaar geleden kochten en ik heb oprecht moeten leren om ervan te houden. Ondergetekende blonk in eerste instantie eerder uit in scepticisme. ‘Allemaal goed en wel’, dacht ik toen, ‘maar dat ding gaat belachelijk veel verbruiken en we zullen er zelden inzitten.’ Bezwaren die, hoewel deels waar, behoorlijk snel hebben plaatsgemaakt voor enthousiasme en godbetert, lichte euforie. Want tegenwoordig is ons bubbelbad mijn grootste luxe. Wat zeg ik, mijn allergrootste luxe! Daar kan geen designer dress of hi-tech toestel tegenop. Het gaat dan uiteraard niet om de fysieke verschijning op zich. Een dergelijk bad is tenslotte niet meer dan een weinig esthetisch verantwoorde kuip, gevuld met warm water. Wel om de psychologische effecten ervan. Zonder bubbelbad zouden wij als koppel veel minder en wellicht zelfs te weinig met elkaar praten. En gebrek aan communicatie is een potentiële relatiekiller. Ook van horen zeggen, maar vooral van niet willen meemaken. 
De jacuzzi is dus de enige plek waar mijn lief en ik ongestoord en ongestresseerd een goed gesprek kunnen voeren. Warmte op het lijf, ontspanning in het hoofd. Al moet ik meteen een klein beetje nuanceren en melden dat we de babyfoon toch standaard mee naar buiten nemen. You never know. De gesprekken die we in die natte toestand voeren, kunnen alle kanten op. Soms zijn ze zakelijk, dan weer romantisch. Nu en dan kiezen we voor een vluggertje, andere keren is er tijd voor meer diepgang. Een concreet voorbeeld. Terwijl ons lijf langzaam wegglijdt in het hete water en de sproeiers onze rug masseren, hebben we ‘t meestal eerst over de voorbije dag. Debriefing. En over die van morgen. Briefing. Wie wanneer vertrekt, wie de kinderen naar school en naar de crèche brengt, wie ze weer ophaalt en of er al dan niet extra opvang voorzien moet worden. Als er daarna nog tijd over is om langer te weken, verandert de aard van de gesprekken heel geleidelijk aan. De toon ook. En dan kunnen ongepland en ongedwongen de meest uiteenlopende zaken aan bod komen. Actualiteit, politiek, tv, familie, boeken,… Maar ook en vooral persoonlijke twijfels en bedenkingen. Als ik ergens mee zit, is dit de plek waar ik het eruit gooi. In ons bubbelbad. Bubbelbubbelbubbelbad! De voze vingers na zo’n lange sessie neem ik er met plezier bij.
Af en toe zwijgen we ook, daar in het bruisende water. Weloverwogen voor stilte kiezen, is even belangrijk als praten op het juiste moment. Nog eens van horen zeggen, jawel. Die geluidloosheid zorgt trouwens keer op keer voor magie. Zeker als we de bubbels uitzetten. Dan blijven enkel de sterren, de maan en onze gedachten over. Onze lichamen ook, maar daarover hoef ik hier niet verder in detail te treden. Omdat dat onderdeel van het samenzijn in een jacuzzi, onze jacuzzi, net bijzaak is. Een aangename weliswaar.

(Deze column verscheen afgelopen weekend in HALLO, een weekendbijlage van Het Belang van Limburg)

En by the way, het bubbelbad op de foto is niet dat in onze tuin, maar dat van Caballito de Mar.