Fun met Finn en Rowen, part IV.

Ergens zijn het nog altijd kleine jongens, die van mij. Zes en acht ondertussen. En toch lijken ze bij momenten al zo groot.

De praat die eruit komt tegenwoordig!? Zeker niet allemaal voor publicatie, maar deze leukigheden wilde ik je toch niet onthouden.

Als je dood gaat, word je dan terug een baby?

Ik heb een lange nek dus ik krijg een aardappelsinas! (adamsappel)

Meisjes zijn gemaakt voor splits. Die hebben plastieken benen. (elastieken)

De winkelhaak? Da’s het hoekje bovenin de goal.

Later ga ik… of voetballer of… (lange stilte)… keeper worden!

Mijn liefje is een jongen. Ik ga trouwen met Jules. Maar wie van ons moet dan een rokje dragen?

Grace is niet ouder dan ik. Die is gewoon vroeger geboren.

Ligt Marokko in Europi? (mijn papa is hun opi)

Moet je oud zijn om president te worden?

Waarom is Trump zo oud en zijn vrouw nog zo jong?

Wacht maar! (Rowen aan de vriendjes in het eerste leerjaar die het nu nog allemaal een makkie vonden)

Doe mij deugd mama! (Als ik Finn moet masseren)

Mijn kopke werkt altijd, ik moet niet rusten.

Ik doe fopdingen met mijn voet. (schijnbeweging tijdens het voetballen)

Meer Fun met de boys? Hier!

I’ve got the power. Part II.

Af en toe moet een mens eens eerlijk zeggen waar het op staat. Voor zichzelf. En misschien ook wel voor andere ouders in een gelijkaardige situatie.

Ik deed het eerder al, in deze post. Ondertussen zijn we ruim een half jaar verder. We zijn zelfs net een nieuw jaar en een nieuw decennium ingestapt, dus vond ik het hoog tijd voor een update.

De marathon heb ik gelopen ondertussen. En met die kersen op mijn taart komt het, geloof ik, ook wel goed. Maar al de rest gaat net dat tikkeltje moeizamer. Er is vooruitgang, er is hoop. Er is liefde in so many ways. Maar het blijft elke dag keihard opnieuw beginnen. Vol verse moed.

Hoe goed je ook omringd bent (en dat ben ik absoluut!), kinderen in je eentje opvoeden, is gewoon niet simpel. Zeker niet als je luide, behoorlijk slecht luisterende kinderen hebt, die al eens durven tegenspreken, vaker niet dan wel tevreden zijn en maar niet leren dat genoeg écht wel genoeg is. Ook al herhaal je de regels eindeloos. Ik ben dan ook heel vaak de moeder die ik nooit wilde zijn. Zeuren. Zagen. Kijven begot. Roepen. Ja, zelfs tieren af en toe.

Anderzijds geniet ik ook van een aangenaam soort exclusiviteit. Ons kleine team versus de rest van de wereld. Samen slapen in het grote bed bijvoorbeeld. Die warme lijfjes midden in de nacht nog nét iets dichter tegen je aantrekken. Intens knuffelen. Samen de dag overlopen tijdens het avondeten. En daarna lekker chill met de beentjes omhoog op de bank tv kijken.

Mijn kinderen hebben de issues van elk ander kind, of toch zeker die van elke jongen van hun leeftijd, dat wil ik best geloven. Maar diegene die specifiek een gevolg zijn van de scheiding moeten ze er wel nog extra bijnemen. Geheel ongewild. Worstelend met vragen die ze zelfs niet eens verwoord krijgen. En met gevoelens die ze niet kunnen plaatsen. Dat is verre van evident voor een 6- en een 8-jarige. ‘Wild’ worden van het constante over- en weer moeten is zo’n issue. Keer op keer dat moeilijke evenwicht zoeken omdat je zowel je mama als je papa graag ziet en hen allebei wil verdedigen. Of onnodig de schuld op jou nemen voor domme zaken die mislopen tussen je ouders of spullen die achterblijven bij één van hen. Terwijl dat helemaal je verantwoordelijkheid niet is.

Strugglen doen ze dus. Met die issues en met zichzelf. Zozeer dat ze het mij bij momenten geweldig moeilijk maken. Meer en meer momenten zelfs. Alsof, zeker bij de oudste, het hele gegeven van de scheiding nu pas diep naar binnen sijpelt en hem totaal uit balans brengt.

Dat we diegenen die we het liefste zien, vaak het meeste pijn doen, is een troostende gedachte. Dat kinderen later, als ze wat groter zijn, wel zullen beseffen wie wat voor hen gedaan en opgeofferd heeft, is dat ook. Je ergens thuis voelen, betekent loslaten en jezelf kunnen zijn. Geen rolletje moeten spelen. En dat kunnen ze bij mij. Maar tegelijk ben ik er dus ook de dupe van.

Ik doe mijn best, elke dag opnieuw. En zij ook natuurlijk, op hun manier. Meer kunnen ze niet doen. Meer kan ik niet doen. Meer heb ik niet in de hand. Soms gaat het goed. Soms gaat het niet goed. De ene keer hou ik de strijd lang vol, de andere keer geef ik me sneller gewonnen. Ergens went het ook wel. Dat vallen en weer opstaan. De moed verliezen en weer terugvinden. Overnight steeds sneller terug opladen. En tegelijk helemaal niet. Want bijna elke intense dag samen eindigt met deze vraag: “Wanneer gaan we terug naar papa?” Alsof alles wat ik voor hen deed compleet vanzelfsprekend is, helemaal niks betekent. Alsof een (hun) rots in de branding nooit kan afbrokkelen.

(Tuurlijk weet ik dat ze hem gewoon keihard missen. En dat mogen ze uiteraard. Dat gemis zal ik altijd erkennen. Maar ergens doet het me pijn.)

I’ve got the power. (Maar niet altijd.)

Het gaat goed met mij. En dat zeg ik niet omdat ik het zelf harder zou geloven. Het is écht zo. Ik voel me sterker en gedrevener dan ooit tevoren. Fysiek én mentaal. Zo sterk dat ik besloten heb om een marathon te lopen later dit jaar.

De eerlijkheid gebiedt mij evenwel te zeggen dat ik veel van die kracht haal uit verdriet en frustraties. Of toch alleszins uit de verwerking ervan.

Ik slaag er best vaak in om heftige emoties deftig te kanaliseren. Door te lopen ondermeer. Door gesprekken met mensen die mij dierbaar zijn. Of door me te smijten op mijn geweldige job en mijn heerlijke kinderen. Vaak, maar niet altijd.

Zo verwacht ik soms te veel van de dagen waarop ik mijn kinderen zie. Dat zijn in mijn ogen dan ook absolute hoogdagen, waar ik elke keer opnieuw intens naar uitkijk. Dagen die ik zoveel mogelijk plan in functie van hen en die ik liefst zo mooi mogelijk wil invullen. Met leuke activiteiten of gewoon met gezellig samenzijn. Maar voor mijn kinderen zijn het dagen als alle andere. Ze doen niet minder, maar ook niet meer moeite. Ze zijn wie ze zijn. Soms goedgezind, soms pokkehumeurig. Soms liefdevol, soms schaamteloos ondankbaar. En hoewel ik hen dat onmogelijk kwalijk kan nemen, durft mijn hart al eens in duuzend stukken te breken.

Het kan me ook ineens heel erg hitten dat ik er alleen voor sta. Zoals toen ik een week op reis was, samen met mijn ouders. Zij hadden elkaar, ik had mezelf. Hun mening was meervoud, de mijne enkelvoud. En zij hadden een tweepersoonsbed, dat ook. Ik sliep op de uitgeklapte bank.

Ik ben niet altijd sterk nee. Ik sla me niet altijd overal door. Ik ben soms ook verdomd triest. En eenzaam. Zelfs met mensen om me heen. 

Op mijn slechtste momenten is het ik tegen de wereld. Of nog juister: ik tegen me myself and I. Ik kom mezelf dan ook zo waanzinnig hard tegen de laatste tijd. Een beetje door de situatie, nog meer omdat ik de situatie in mijn voordeel ombuig en de confrontatie bewust aanga. Eerlijk zijn met mezelf, mijn waarden (her-)definiëren doet me deugd en leert me veel. Zo akelig veel zelfs dat het lijkt alsof niet iedereen mij en de manier waarop ik in het leven wil staan, (nog) kan volgen. Want niet iedereen neemt zo uitgebreid de tijd en de moeite om kritisch naar zichzelf en de wereld te kijken.

Verantwoordelijkheid nemen voor zowel je eigen geluk als je eigen shit. Niet iedereen durft dat. 

Ik durf het wel. 

Maar ik hoop toch ook dat ik op termijn weer iemand vind om dat ‘opgeruimde’ leven van mij mee te delen. Iemand die mijn kers op de taart levert en wiens kers ik op zijn taart mag droppen.

Op termijn hé, niet direct. En eerst nog die marathon.

Alles is anders nu. (Maar helemaal goed zoals het is.)

Alles is anders sinds het voorjaar van 2018.

Maar kijk, it is what it is. En wat het moest zijn, blijkbaar. Omdat wat was, niet houdbaar bleek.

En het gaat wel. Ik durf stilaan te zeggen dat ik trots ben op ons drietjes. Ik heb dan ook heel bewust en intens gewerkt aan ons ‘nieuwe team’. De trio-versie van ons oorspronkelijke kwartet.

Er zijn oude en nieuwe twijfels, maar ook oude en nieuwe zekerheden. Het is vaak zoeken en daarna vinden en soms gewoon ook blijven zoeken. Alles blijft altijd onvolledig en imperfect. Maar dat is misschien juist een hele mooie drijfveer.

Wat ik het moeilijkste vind? In mijn kleine bedrijfje CEO, creative en zorgverlener tegelijk zijn. Een duidelijk kader creëren, alle praktische zaken plannen en regelen, maar ook pamperen en entertainen. Koken, wassen en plassen. Maar ook huiswerk begeleiden. Taxi-diensten naar voetbaltraining en zwemles plannen en verzorgen. Opvang organiseren en boekentassen maken. Maar ook meespelen, knutselsessies faciliteren en verhaaltjes voorlezen.

Je beseft pas hoe makkelijk het is om die dagdagelijkse taken te verdelen, als je ze plots allemaal alleen moet doen. En dan krijg ik stiekem nog onwaarschijnlijk veel support van mijn ouders, grootouders en zus. (Eindeloos respect voor wie het écht alleen moet doen!)

Maar ondanks dat, gaat het dus best goed met mij. Met ons.
Anders dan vroeger. Maar anders is niet slecht. Soms zelfs beter.

Het is niet omdat alles kan, dat alles moet. Toch?

Alles kan. En het lijkt alsof we alles dan ook moeten willen. Dus willen we alles.

Maar moet het ijzer echt gesmeed worden als het heet is? Moet alle ijzer meteen gesmeed worden trouwens? Misschien kan een deel later wel weer opgewarmd worden. Misschien moet je niet alles tegelijk smeden? Misschien smeed je dan minder mooie dingen omdat je inspiratie op is? Of je focus weg? Misschien verbrand je jezelf wel?

We zijn ervan overtuigd dat we beter dan ooit kunnen multitasken. Maar is dat echt zo? Is onze focus, als we heel eerlijk zijn, niet gebaat bij wat minder werkpuntjes? Of toch minder werkpuntjes tegelijkertijd?

Misschien kunnen we beter serieel combineren? Misschien is het wel fijn om wat doelen op te sparen? Een aantal focuspunten voor dit jaar, een aantal voor volgend jaar. Deze ambities zolang mijn kinderen klein zijn, deze zodra ze wat groter zijn. Een paar extra’s zo lang het druk is op het werk, meer extra’s zodra er daar meer tijd vrij komt.

Kiezen is niet verliezen. Echt écht niet. En soms is het beter om een droom uit te stellen dan ‘m er nog bij te nemen in een hectische periode. Want dan heb je niet eens de tijd en de energie om de droom ten volle te beleven.

Bij te veel hooi op de vork hoort bovendien ook vaak een knagend schuldgevoel. Want je kan niet tegelijk voor alles en iedereen goed doen. Bij de juiste hoeveelheid hooi heb je daar weinig tot geen last van.

En nee, ik bedoel niet dat je je bucket list moet wegmoffelen tot aan je pensioen. Daar heeft ook niemand iets aan. The time is now, absoluut. Maar er is niks mis met die now nét iets ruimer te interpreteren. Carrières lopen zelden echt weg, kinderen daarentegen worden nooit opnieuw klein. Dingen blijven soms bestaan, mensen gaan uiteindelijk altijd dood. Om maar te zeggen: denk na, stel je prioriteiten, focus, doe, (be-)leef ten volle. En repeat. Oftewel: herhaal de procedure op tijd en stond. Evalueer of je prioriteiten nog altijd dezelfde zijn. Of je focus niet te smal is of juist te breed wordt. En smijt je dan all the way op de keuzes die je gemaakt hebt.

Hoe ik het zelf doe? (Cause you have to practice what you preach, right?)

  • Mijn job mag dan freelance en bij momenten onvoorspelbaar zijn, ik weet heel goed wat mijn prioriteiten zijn en wat er wel of niet bij kan op een bepaald moment. De basis is mijn rol als Amélie in de dagelijkse VTM-reeks Familie + de presentatie van het regionale nieuws bij RTV. De extra’s: ander acteerwerk, podiumpresentaties, inleeswerk en jobs voor de blog, die worden ingepast als het kan. Als het niet past, probeer ik te schuiven of moet ik helaas nee zeggen tegen een opdracht. In het begin voelt het raar (en dom zelfs) om een job af te wijzen als je freelancer bent, maar het is zoveel juister t.o.v jezelf en je werkgevers. Kwaliteit voor kwantiteit. Geef ik je mijn engagement, dan ga ik all the way. Doe ik het niet, dan is het omdat ik voel dat ik ga tekort schieten. T.o.v mezelf en/of t.o.v mijn werkgever.
  • Mijn twee jongens zijn mijn alles. Dus op de dagen dat ik ze bij mij heb, probeer ik er zo veel mogelijk voor hen te zijn. Lukt dat een bepaalde periode toch wat minder goed, dan heb ik geen schuldgevoel, omdat ik weet dat ik mijn afwezigheid compenseer zodra ik kan.
  • Ik plan mijn agenda nooit helemaal vol. Zo blijft er altijd tijd over om last minute in te vullen. Tijd voor familie, vrienden, leuke uitstapjes of reisjes. Of gewoon om een avond in mijn zetel te hangen. Om alle prikkels en impulsen van de voorbije tijd te verwerken. En wat te bezinnen. Even simpelweg niets moeten. Dan kom je tot de essentie én tot de beste ideeën. Dan doe je energie op. Wij nemen die tijd veel te weinig. Omdat we denken dat het verspilde tijd is. Dat we veel andere nuttige dingen hadden kunnen doen. Maar die ‘lege tijd’ geeft juist meer inzicht. Meer balans.
  • Ik sport graag, vooral lopen en yoga. Maar ik pin mij niet te veel vast op allerlei schema’s en grote uitdagingen. Als ik kan, ga ik. Soms volg ik 2 yogalessen per week, soms 2 maanden lang geen enkele. Maar ik doe wel elke ochtend mijn routine, daar sta ik met plezier 10 minuten vroeger voor op. Met het lopen hetzelfde. Soms lukt het me om meerdere dagen per week een half uurtje of zelfs een uurtje in te plannen. Soms zijn amper het 20 gestolen minuten hier en daar. Ook dat is goed, want beter dan niks. Toch?
  • En ik maak ook voldoende keuzes voor mijn kinderen. Ze mogen geen 37 hobby’s tegelijkertijd doen. Dan rijden we alleen maar van hot naar her en hebben we geen tijd voor elkaar. Voor een simpele avond samen thuis. En net daar genieten ze heel erg van. Nu ligt de focus op 1 voetbaltraining per week voor allebei, zwemles voor Rowen en scouts voor Finn. Binnenkort komt er wel weer een nieuw evaluatiemoment en kijken we samen of er iets weg moet/ bij kan/ veranderd moet worden.

 

Uiteraard is alles anders als je niet als zelfstandige werkt en/of je kinderen 24/7 bij je hebt. En toch ook weer niet…
Just try!

Nog meer concrete tools van doen? 25 Tips hier. En nog eens 10 hier.

Is het finaal gedaan met de heer in het verkeer?

Ik erger mij nog maar heel zelden. Wat dus niet wegneemt dat het soms nog wel eens voorvalt. Dan is het meestal aan domme mensen dat ik me stoor. Of misschien eerder aan domme uitspraken van niet per se domme mensen. Aan ongefundeerde meningen. Ja, daar gaat mijn hartslag bij momenten lichtjes van naar omhoog. En ik heb het ook altijd lastig met mensen die zich beter voelen, om wat voor reden dan ook. En zo zijn er wel een paar in het wereldje waarin ik vaak vertoef. Niet zo veel, maar wel een paar. Dat werd twee weekends terug nog maar eens pijnlijk bewezen. Al zijn ze eigenlijk overal, in elk wereldje. Ik snap dat niet zo goed. Ik voel mij niet minder, maar ook niet meer dan een ander. Ook niet in het verkeer.

In die arena beleef ik zonder twijfel mijn grootste ergernissen. Ergernis die ik zelfs fysiek voel en uren later nog meesleep. Waarom is het op de baan zo verdomd moeilijk om rekening te houden met elkaar? En waarom hebben we echt geen greintje geduld meer? Vinden we het belangrijker om een halve minuut minder te laat aan te komen (want face it, als je op tijd vertrekt, rij je met een andere ingesteldheid en face it evenzeer, de gevolgen van te laat komen zijn zelden zo dramatisch dat je er een aanrijding voor wil riskeren!), dan hoffelijk om te gaan met een ander? Een andere bestuurder, een andere weggebruiker?

Ik loop veel. Hier in de buurt. Een buurt met veel groen, maar met weinig voetpaden. Waardoor ik vaak de weg op moet. En mij dan een wel heel erg zwakke weggebruiker voel. Een heel erg geminachte ook. Ik probeer in alle weers- en lichtomstandigheden uiterst zichtbaar te zijn en toch word ik vrijwel standaard genegeerd. Auto’s vertragen niet (en ze rijden sowieso al ongepast hard), wijken zelfs geen mini-beetje uit voor mij. Meer dan eens dwingen ze me de berm of half de gracht in. Ze razen me rakelings, ongegeneerd en zich beter en belangrijker voelend voorbij. Of hoe moet ik dat anders interpreteren?

Soms word ik instant boos, roep ik iets, molenwiek ik een beetje. Maar ook dat wordt genegeerd. Als het überhaupt al opgemerkt kan worden aan die onaangepaste snelheid. En dan gaat het hier nog om mij. Ik ben voorbereid. Ik pas me, omgekeerde wereld of niet, al aan aan dat onaangepast rijgedrag. Omdat het dat is of omver gereden worden. Maar wat met mijn kinderen? Zij kennen de andere kant van het verhaal niet, kunnen het allemaal nog niet zo goed inschatten. Zij durven al eens een onverwachte move doen en kunnen zichzelf, laat staan de ander, nog niet zo goed inschatten. Wat als er dan een wagen tegen 70 per uur de bocht uitkomt? Nee, die kan niet meer op tijd reageren. En nee, jouw topexemplaar is geen uitzondering. En ja, ook jouw topreflex komt dan te laat.

Is dit een pleidooi tegen rijden met de auto? Verre van. Ik gebruik de mijne ook vaak. Vaker dan mij lief is, maar bon, dat is een ander verhaal. Wel een pleidooi om wat meer rekening te houden met elkaar. Ook in ons crazy Belgische verkeer. Als je de ene keer fietst of wandelt en de andere keer rijdt met de wagen, ben je je eigenlijk goed genoeg bewust van de beide kanten van dit verhaal, toch? En zelfs al ken je officieel maar één zijde, is het niet zo enorm moeilijk om je in te leven in de andere, ofwel? Uiteindelijk gaat het over voorkomen in plaats van genezen? Een ongeval, het moet niet eens dodelijk zijn, wil je toch te allen prijze vermijden? What happened to defensief rijden? Is dat zo fucking 2018? 

Voor mij is het simpelweg een kwestie van respect. Ik heb je gezien en je bent misschien niet meer waard dan ik, maar ook niet minder, en dus vertraag ik. Of geef ik voorrang. Voorrang geven en krijgen kan zo schoon zijn, lieve mensen! En in de file staan we toch. En te laat komen we ook. Zeker als we niet op tijd vertrokken zijn.

Rowen wordt 5 en dat vierden we al met een groot voetbalfeest.

Officieel verjaart Rowen pas op 26 januari. Dan is het exact 5 jaar geleden dat ie ter wereld kwam. Op een zondag. Met een keizersnede. Een maand te vroeg en ongeveer een kilo te weinig. Maar dat is allemaal goed gekomen. Wat een ventje, wat een willetje. Snugger, gewiekst, grappig (Het verschil tussen een tekenfilm en een animatiefilm? “Bij een tekenfilm hebben ze geen achterkant, alleen zo een lichaampje van voor.“) én uiterst knuffelbaar.

Gelukkige verjaardag kleine, blonde voetbalgod van me!

Je eerste feest, dat voor de vrienden van de kleuterschool, was alvast een schot in de roos. Of in de goal, zo je wil.

(Met speciale dank aan Sofie B. voor de cupcakes, voetbalcoaches Kristof & opi én de weergoden.)

Fun met Finn en Rowen, part III.

Wat is er weer veel veranderd sinds de vorige Fun met Finn en Rowen.

De oudste is zowaar een voorbeeldig 2e leerjaar-kind geworden. Nog altijd licht chaotisch, maar slimmer in so many ways. Onderhandelen en afspraken maken, lukt al aardig. Alsof ie stilaan het ruimere plaatje ziet. De fixatie op bloed en pijntjes is weg. Hij valt niet langer flauw bij het minste spatje. Dat hart van hem wordt wel alleen maar groter. Zo zorgzaam, zo bekommerd om iedereen. Ik vind dat wonderlijk mooi om zien.

Kleine Rowen, da’s dan weer de witte van Zichem. Die zoeft door het leven. Met een ingebouwd helmpje. Veel lawaai, risico’s zoekend, maar altijd de dans ontspringend. Licht dictatoriaal ook bij momenten. Wij moeten opletten dat we hem niet te veel ontzien met die engelachtige, blonde lokken, die lieve puppy-oogjes en dat zachte kusmondje van hem. Een wolf in schaapsvacht, ja. Nog niet zo ver dat ie het grotere geheel ziet. En dus toch wel wat crisismomenten hier en daar. Zagen, zeuren, een plaat die wel heel lang kan blijven hangen. Tot hij zijn zin krijgt en weer naar start mag. Hij is wel eindelijk van zijn pamper af ‘s nachts. En van zijn tut en zijn flesje. Alsof het nooit anders geweest is.

Nog new in town: een giga voetbal-obsessie. Sinds het WK en de introductie van FIFA18 op de Playstation. En maar discussiëren over wie er nu de allerbeste is: Messi of Ronaldo. En al hun moves exact kopiëren. En oefenen tegen honderd per uur. Binnen, buiten, thuis en op school. Rowen is naar eigen zeggen een ‘prokeep’. Smijt zich, met gevaar voor lijf en leden, enthousiast naar elke bal. Zijn knietjes moeten elke avond stevig geschrobd worden. Finn wil vooral een goeie spits zijn. En voetballen in een echte club. Dat laatste moeten we nog eens rustig bekijken.

Enfin, dat is het zo ongeveer. Hoewel er natuurlijk nog het één en ander veranderd is voor hen het laatste half jaar. Maar daar hebben we ‘t later dan wel over. Als ook de grote mensen betrokken in dat verhaal hun weg weer gevonden hebben.

De leuke uitspraken van de voorbije maanden dan maar. Want daar draait deze post uiteindelijk om.

Finn:

“Komen Messi en Ronaldo uit een ei of uit een buik?”

“Nee, ik geef geen kus aan Ronaldo, ik blaas gewoon naar hem”. (Hij was aan het kijken naar een filmpje van zijn idool en bracht de computer plots érg dicht naar zijn mond.)

Rowen:

Hoe heet het kindje van een paard? “Een heuveltje”. (hij bedoelt veulentje.)

“Mama, waarom duurt het zo lang voor wij groot worden? Ik heb al keiveel ge-eet!”

“Hoeneer?” Oftewel twee vragen in 1 klap: hoe én wanneer?

Al fietsend, nadat mama al een paar keer gezegd heeft dat hij vooruit moet kijken en beter moet opletten. “Mama ik zie alles. Ik heb wel 2 ogen, hé! Ik kan de weg zien én die auto.”

Ook existentiële vragen en bedenkingen vliegen mij hier om de oren. Ik weet niet meer precies van welk kind welke vraag kwam:

“De boeven wonen toch het verst van ons, hé?”
“Boeven dragen streepjes hé mama?”

“Zijn er ook échte skeletten?”
“Als je dood bent zit er dan nog eten in je buik?”
“Hoe kan de zon zo sterk zijn om alles te laten smelten?”
“Kunnen auto’s smelten?”
“Kan de zon bewegen?”
“Misschien moeten we overal ijsblokjes leggen, in alle landen, zodat de sneeuw niet smelt.”

Terug naar school: bangelijke boekentassen.

Terug naar School. Drie woorden die ik destijds zelf verafschuwde. Omdat ze het begin van het einde inluidden. Omdat vakantie altijd beter was dan een hoop verplichtingen of samenhokken met vriendinnen die er eigenlijk geen waren.

Maar mijn kroost is niet verontrust. Verre van. Vakantie is fijn, maar school is dat ook. Ze kijken uit naar de nieuwe klas, de nieuwe juf en het weerzien met de vriendjes. En nu ze ook nog eens een nieuwe JP Bags boekentas/rugzak van Hippe Schoentjes hebben gescoord, zouden ze zelfs morgen al willen beginnen aan dat verse schooljaar.

Toch nog even wachten, denk ik dan. Nog even verder genieten, tot het absolute einde. Zonder zorgen. Omdat alles dus nu al klaarstaat. (Hoera voor de vooruitziende vrouw in mij!)

Fijne vakantie nog en tot 3 september!

My Bsit rocks!

Niet dat ik een moeke ben dat niet meer buitenkomt sinds ze kinderen heeft. Maar eerlijk is eerlijk, ongebreideld feesten zit er niet zo vaak meer in. Enerzijds omdat ik die behoefte veel minder heb dan vroeger, anderzijds omdat het praktisch een hele opgave is. Ik kies mijn festivalweides en -momenten dan ook met zorg uit tegenwoordig. En na een paar zomers zonder Werchter, was de nood toch wel errug hoog dit jaar. Heel fijn dus dat ik, dankzij de hulp van Bsit, een dagje compleet loos kon gaan. Kindjes veilig bij een warm aanbevolen babysit uit de buurt. Goeie communicatie in de loop van de dag, geen zorgen, alleen maar genieten.

Bsit is een geweldige app. Van Belgische origine trouwens, maar niet langer alleen in België. Makkelijk en compleet. En ik had ‘m eigenlijk al véél vroeger moeten ontdekken.

Of je nu weken op voorhand, last-minute of op vaste basis een oppas zoekt, het lukt allemaal via de Bsit app. Ouders en babysitters worden met elkaar in contact gebracht, ervaringen van andere ouders en babysitters worden gedeeld zodat het vertrouwen in elkaar zo groot mogelijk is én ook financieel werkt het poepsimpel. Je registreert je, kiest de formule die bij je past, beslist hoeveel je je babysit per uur wil betalen en afrekenen doe je cash of online. Ook de verzekering voor beide partijen is meteen netjes geregeld.

Verbaast het je dat ik Pukkelpop ondertussen ook al in mijn agenda heb gezet?