Ja, ik heb de voorbije weken weer serieus moeten lachen met mijn eigen kind.
Finn bekijkt aandachtig zijn HEMA-eetbordje. “Dit is Jip en dit is… Manneke.” (Jip en Janneke dus).
In hetzelfde genre: “Waaaaah! Ik ben de Hulp!” (De Hulk dus).
Finn wil naar de Lego-film kijken, maar mama zet hem per ongeluk op in de originele (Engelstalige) versie. “Mama! Ik wil deze niet. Ik wil dat die anders spreken!”
“Als je moet overgeven dan moet je dat doen in een emmer!” Mama: “Of in het toiletje.” “Nee mama, want dan kan je geen kaka meer doen!”
Terwijl hij naar een ‘oude’ foto van zichzelf kijkt: “Toen was Rowen nog niet aan het boren hé, mama?” (‘nog niet geboren’ wilde hij dus zeggen.)
Omi likt een restje chocoladepudding uit de pot en merkt dat Finn het gezien heeft: “Oei, ik ben betrapt!” “Maar nee omi, ik heb niet op jou getrapt!”
Finn ziet na zijn eerste (JBC/Zulupapuwa-)modedéfilé Walter Van Beirendonck op de catwalk stappen en vraagt zich verontrust het volgende af: “Maar mama, papa’s hebben toch geen oorbellen?!”
Mama: “We zijn bijna aan ons schooltje!”. “Nee mama, zo mag jij dat niet zeggen. Het is (begint te zingen): we zijn er bij-na, we zijn er bij-na, maar- nog- niet- helemaal! Dat moet je zeggen. Dom mamaatje!”
Als hij naar huis wil: “Ik wil naar ons thuisje!”
Als hij ons beneden hoort praten, terwijl hij al in bed ligt. “Mama, stop daarmee! Mijn oren doen pijn!”
Meer fun met Finn? Hier: één, twee, drie, vier en vijf.