En als je nog een baby in huis hebt, kan je alvast beginnen oefenen…
- Geef alstublieft antwoord als ik je iets vraag!
- Heb jij geen oren misschien?
- Ben ik tegen een muur aan het praten?
- Niet in je neus peuteren.
- En je snot zeker niet opeten.
- Hoeveel keer moet ik dat nu nog zeggen?
- Niet praten met je mond vol.
- Hoe weet je nu dat het niet lekker is als je het niet eens geprobeerd hebt.
- Als je je bord niet leeg eet, krijg je geen puddinkje.
- Ga eens rechtzitten aan tafel.
- Voetjes van tafel.
- Niet zo hangen aan tafel.
- Niet gillen in huis.
- Wees eens lief voor je broertje/zusje.
- Zeg eens ‘sorry’.
- Nu is het écht tijd om te gaan slapen.
- Wat hadden wij afgesproken?
- Jij hebt helemaal niks te willen.
- Weet je wat mama/papa allemaal zou willen?
- Moet ik tot drie tellen?
- Ik tel tot drie…
- Praat ik misschien Chinees?
- Wat zeg je dan? (‘Danku’. ‘Pardon’. ‘Sorry’. ‘Alstublieft’.)
- Waag het niet hé!
- Stop daarmee! Nu!
- Zeg eens ‘dag’ aub.
- Geef eens een kus.
- Jij bent de grootste, wees eens flink.
- Kijk naar mij als ik iets zeg.
- Stop met je broer/zus te slaan!
- Laat je broer/zus gerust!
- Doe ‘ns even normaal aub.
- Voila, dat komt ervan.
- En daarnet moest je nog geen pipi doen?
- Niet met je vuile handjes aan de muren.
- Ook niet aan de ruiten.
- Allez vooruit, nog één kusje.
- Allez vooruit, nog heel even tv kijken dan.
- Mama/papa heeft maar twee handen.
- Nu is het genoeg geweest!