Hoera, de vakantie is begonnen! Voor ons klein kleutertje dan toch. Voor de peuter in huis (die nog naar de crèche gaat) en zijn zelfstandige ouders is dat zomerverlof iets minder afgelijnd. Maar kom, we klagen niet. Allerminst zelfs. Er zal nog meer dan voldoende tijd overblijven voor de zon en voor mekaar. En we kijken sowieso uit naar twee maanden waarin alles toch nét iets minder strak gepland moet verlopen.
Ik blik trouwens evenzeer met veel plezier terug op het voorbije schooljaar. Finns eerste volledige. Een jaar waarin ik hem ongelooflijk heb zien evolueren. Zeker in de periode na de kerstvakantie. De jaarwisseling betekende effectief een verse start. Weg oververmoeide en bij momenten uiterst irritante driejarige, welkom (meestal) lieve en (meestal) stabiele drie en een half jarige. En nu hij bijna 4 is, gaat het zowaar nog meer de goeie kant op met hem. Oh boy, waar gaat dat eindigen!
De school van meneertje was en is top. En zijn juf nog meer. De liefste en geduldigste van de planeet. En ook zij zal met een warm gevoel terugblikken op de voorbije maanden. Want hoewel ze tonnen onderwijservaring heeft, wist Finns klasje haar toch nog te verrassen. Sloebers united, maar met een peperkoeken hartje.
Na de vele gesprekken in de loop van het schooljaar en het oudercontact van vorige week, is dit… *tromgeroffel*… het ‘eindrapport’ van Finneman:
– Hij is heel lief en zacht voor de meisjes. Minder voor de jongens.
– Hij is een klikspaan. Heeft het altijd gezien als iemand iets doet wat niet mag en komt dat ook meteen briefen. Als hij zelf iets fout doet, wordt hij eerder onzichtbaar.
– Klaspop Jules kan hem totaal gestolen worden. Toen het pluche ding een weekend kwam logeren bij ons, heeft hij er werkelijk geen minuut naar omgekeken. En toen hij Jules op maandagochtend weer moest inleveren, zijn pop en bijbehorende koffer koudweg in de gang achtergelaten.
– ‘Juf, is de automat open?’ is by far zijn meest gestelde vraag. Hij zou het liefst van al de hele dag met auto’s en andere voertuigen spelen. Jammer dat je daar zo weinig van bijleert.
– ‘Moetjes’ zijn moeilijk. Hij komt niet kleven, prikken of kleuren als hij geen zin heeft. En dat is meestal zo, want de automat wint al-tijd van kleven, prikken of kleuren.
– Eigenlijk doet hij in zijn ideale wereld tout court niks tegen zijn goesting.
– Als hij uiteindelijk wel komt, wil hij de opdrachtjes wel zo goed mogelijk uitvoeren. Met faalangst tot gevolg. Hij heeft een beetje schrik van ‘nieuwe ‘ dingen, dingen waarvan hij niet zeker is of hij ze wel kan. Dan begint hij te wenen en zegt: ‘maar ik kan dat niet!’.
– Hij smijt zich altijd. Volledig. Doseren is hem vreemd.
– Leeft in zijn eigen wereld. Loopt soms op zijn tipjes en met zijn hoofd in de wolken.
– Hij weet het altijd beter. Kan hij weinig aan doen. Erfelijk belast.
– Op mamadag heb ik zelf ervaren hoe intens hij geniet van zijn tijd op school, maar daar zelden 100 procent doet wat er van hem verwacht wordt. Hij was heel luid en had de opdrachten nooit deftig gehoord. Hij deed maar wat. Net als de meeste andere jongens trouwens. Een enorm verschil met de rustige, brave meisjes in de klas.
– Hij is zeer technisch aangelegd (het kind kan beter auto’s op afstand besturen dan de gemiddelde teenager en ook een schroevendraaier hanteren is peanuts voor mijn jongen), maar tegelijk is hij ook heel onhandig.
– De pennengreep is bijvoorbeeld nog te hoog gegrepen en ook deftig knippen lukt vooralsnog niet. Verzachtende omstandigheid: hij is linkshandig.
– Fietsen zonder wieltjes is nog niet voor morgen. Hij heeft niet de minste intentie om het te leren.
– Puzzelen lukt tot 12 stukken, maar het spelplezier spat er niet meteen vanaf.
– Hij zit graag in bad of in een klein zwembadje, maar een grotere kuip boezemt hem geweldig veel angst in. Watertrappelen durft hij ook nog niet.
– Een held is het niet. Hij is echt enorm kleinzerig. De traantjes komen makkelijk en het kleinste tikje of het miniemste wondje moet met de nodige zorg en aandacht behandeld worden. Pleisters zijn onontbeerlijk.
– Hij is niet zo communicatief. Hij praat op zich goed, maar stil en weinig. Heeft ie van zijn vader. Thuis heeft ie wel een stuk meer lawaai bij.
– Hij is geen haantje de voorste, maar gelukkig ook geen meeloper. Ook hier heeft ie een sterke eigen(zinnige) wil. Hij laat zich niet zomaar meeslepen door een ander kind.
– Hij kent alle versjes en liedjes, maar heeft geen behoefte om ze voor te dragen.
– Hij is niet supersociaal en toch ligt hij goed in de groep.
– Stoot van het jaar: zijn hoofd in de pissijnen steken. Kregen het verhaal pas de dag erop te horen en moesten er eigenlijk heel hard mee lachen. Niet om de frats op zich, wel omdat mijn vader (zijn opi) de avond zelf aan Finns haar had geroken en nietsvermoedend het volgende opmerkte: ‘Raar, zijn haar ruikt precies naar pipi’.
Eigenlijk is ie, op het toiletincident na, helemaal zoals hij thuis ook is. Dat vind ik wel een fijne vaststelling. Is er ruimte voor verbetering? Uiteraard. En gelukkig maar. Het kind is in volle ontwikkeling. Betekent het nu ook dat ik als een gek aan zijn ‘minpunten’ ga beginnen werken? Zeker niet. Het enige wat ik deze zomer wel ga proberen doen, is hem iets meer uit zijn tent lokken. Pogen om hem opdrachtjes te laten uitvoeren die hij niet meteen kan of wil. Fietsen en knippen (auto’s en gravers uit een boekje knippen?) bijvoorbeeld. Maar ik vind het wel een verdomd dunne grens hoor. Die tussen aanmoedigen/stimuleren en pushen/ forceren. Ik heb ook best wel schrik dat hij door die laatste aanpak een dégout zou ontwikkelen.
Ach, misschien moet ik gewoon op mijn zoon vertrouwen en zijn tempo volgen. Uit ervaring weet ik dat hij uiteindelijk toch helemaal zelf zijn moment kiest. Van de ene op de andere dag doet hij plots iets nieuws. Gewoon omdat hij het zelf echt wil. Daar en dan. Niet vroeger en niet later.
Trouwens, hoe pakken jullie dit aan? Laten jullie je kind nog beter worden in datgene wat het al goed kan? Of stimuleer je hem of haar juist om dingen te doen die buiten de comfort zone liggen? En hoe dan precies?