Mijn oudste heeft het wat moeilijk dezer dagen, daarover later meer. (Ook al wordt dat een gênant stukje.) Maar zijn kleine broer compenseert gelukkig het één en ander.
Twee jaar en drie maanden is hij nu, mijn (niet meer zo) kleine Rowen. En zelfs na een dag of 820 samen, voel ik de liefde voor hem nog altijd groeien. Het kind is dan ook zo verdomd makkelijk om van te houden. Immer vrolijk, altijd klaar voor een kus of een knuffel en continu enthousiast. Voorlopig dus helemaal niks te merken van de gevreesde ‘Ik ben twee en ik zeg nee’ -fase. Al bleef die bij zijn broer destijds ook nogal binnen de perken. Drie was een veel ergere leeftijd.
Rowen is ook nooit flauw. Valt hij, dan staat hij weer recht. Zonder gezeur. Het moet echt al heel erg zijn voor hij begint te huilen. Daarin is ie het absoluut tegenovergestelde van zijn broer.
Taalvaardig is hij ook. Heel erg zelfs. Zinnen van een woord of drie zijn standaard en zijn vocabularium breidt zich tegen een stevig tempo uit. Waarschijnlijk omdat hij alert is, goed luistert en veel goesting heeft om te leren. Hij zegt zo goed alles na tegenwoordig en het komt er bovendien allemaal ultra schattig uit. Niet in het minst de zaken die hij bijna juist benoemt.
Omi en opi zijn voor hem emi en epi.
Hij is Jowen en zijn broer heet Pinn.
Als hij broccoli geserveerd krijgt, roept ie luid: bomen!
Een paasei is een paasje-eitje en een ijsbeer een ijsje-beertje.
Bovendien heeft onze kleine man ook al een stevige dosis tijdsbesef. Wat maakt dat ie redelijk gespaard blijft van frustraties. Wij leggen hem uit wat er gaat gebeuren, genre: ‘Nu gaan we eerst eten, daarna mag je nog spelen’. En dan is dat goed voor hem. Zonder al te veel protest. Dat was wel (en is soms nog) anders bij zijn broer.
Little genius denken we vaak stiekem. Zijn vader en ik. Maar waarschijnlijk zijn alle woorden en daden die wij quasi heroïsch vinden, gewoon perfect normaal voor zijn leeftijd. Makkelijk communiceren en onderhandelen met een kind is wel een nieuwigheid in ons gezin. Finn was en is een stuk minder verbaal.
Nu, voor jij of Finn (als hij deze blog ooit begint te lezen) denkt dat ik mijn ene zoon liever zie dan de andere, voeg ik er graag aan toe dat ik toch ook een paar (weliswaar minieme) minpuntjes heb ontdekt bij de mini:
-Hij kan heel luid zijn. Puur van plezier en contentement, maar toch. Zijn getier gaat door merg en been.
–Nee is nee. Als hij iets niet wil hebben, eten of doen, dan mag je op je kop gaan staan. Het kind valt niet te vermurwen.
-Hij is misschien zelfs iets té aanhankelijk geworden nu. Het is mamaatje van hier en mamaatje van ginder. Zo begon hij deze ochtend weer keihard te wenen toen ik afscheid nam in de crèche. Dat gebeurde vroeger nooit.
Nee serieus, de liefde die ik voel voor Finn is absoluut even groot, even overweldigend en even onvoorwaardelijk. Laat daar niet de minste twijfel over bestaan. Hij maakt de uitdaging voor mij alleen nét ietsje groter.