Krapulekesdag.

Weet je nog dat ik vorige week vaag iets zei over een gênante post die er zat aan te komen? Well, here it is. Niet omdat ik het verhaal zo graag kwijt wil, wel omdat het herkenbaar is. Denk ik. Hoop ik. Heel hard.

Over Oostende en haar hotspots, nog steeds geen kwaad woord. De koningen der badsteden heerst weer zoals voorheen. Maar het gedrag van mijn kinderen op haar grondgebied leent zich iets mindere tot lovende bewoordingen.

Vooral op zondag is er iets geknakt. Toen we in dat prachtige oude postgebouw hadden moeten genieten van een lekkere lunch. Maar Finn in plaats daarvan zijn duivels ontbond. Keer op keer liep hij weg van tafel en riep vervolgens met een evil lachje rond de mond: “Pak me dan, als je kan!” 
Rowen volgde in zijn kielzog. Niet helemaal wetende wat precies de bedoeling was, maar genietend van de ophef en de spanning. Overal kropen ze op en onder, die twee van mij. Terwijl ze een ridicule hoeveelheid decibels produceerden. De oudste zeer goed beseffende wat ie deed, de jongste als onwetende, maar enthousiaste medeplichtige.

Mijn moeder en ik verloren meteen alle eetlust en snelden om beurten achter die kleine nozems aan. De eerste keer nog redelijk lachend, de twaalfde keer geïrriteerd en vooral enorm gegeneerd. Boos ook. Bijna agressief zelfs. Ik schrok echt van mezelf. Toen ik Finn na zevendertig pogingen, toch weer even (nogal hardhandig) in zijn stoel gepropt kreeg, heb ik ‘m zelfs letterlijk klootzakske genoemd, recht in zijn mooie gezichtje. En heel even wilde ik die kleine fucker zelfs bewust pijn doen. In de hoop dat een stevige saflet hem wel tot rede zou kunnen brengen. Ijdele hoop natuurlijk, want agressie lokt agressie uit. Maar ik kon het niet helpen. Ik voelde zoveel onmacht, zoveel wanhoop. En schuld ook, om wat ik dacht en (bijna) deed. 

Wat een zielige, incapabele moeder was ik? Geterroriseerd door een twee- en een vierjarige? “Erika kan het ni aan, Erika kan het ni aan, Erika kan het ni aan…” Zo klonk het ongeveer in mijn hoofd. Nee, echt geen enkele aanpak had effect. Die kinderen lachten me vierkant uit in mijn gezicht. Dreigen met een straf? Hielp niet. Een beloning in het vooruitzicht stellen? Geen reactie. Negeren? Niet effectief en eigenlijk onmogelijk daar in het openbaar. Het werd alleen maar erger. Ze lieten ons keer op keer lopen, hun borden bleven onaangeroerd en op het einde van de rit zaten ze zelfs koeken te verkruimelen op de grond. Kwestie van er nóg een schepje bovenop te doen.

Alle tafels in het eetcafé waren bezet, en aan heel wat tafels zaten gezinnen met kinderen. Brave kinderen. Kinderen die luisterden, netjes bleven zitten en flink hun bord leeg aten. Dat bestaat dus ook. Ik voelde de blikken van hun ouders priemen. Normaal gezien laat ik me daar allerminst door van de wijs brengen, maar nu begreep ik hen. Ik zou ook (blijven) kijken en me vragen stellen. Zijn die kinderen wel opgevoed? Zo’n gedrag kan toch niet in een restaurant? Eén vrouw kwam zelfs hoogstpersoonlijk naar onze tafel om tegen Finn een verhaal over Sinterklaas en het grote boek waarin hij alles noteert af te steken. Ik moest me inhouden om niet onbeleefd te reageren. Waar bemoeide ze zich in godsnaam mee? Maar het bewees eigenlijk alleen maar dat het onmogelijk was om het niet op te merken. Het circus dat mijn jongens daar op poten hadden gezet.

Rowen valt trouwens niet helemaal vrij te spreken. Die koddigaard heeft evenzeer de vlegel uitgehangen. Al was hij zeker niet de aanstoker. Dat was Finn. Die genoot iets te hard van zijn macht. En Rowen gaat altijd mee in de vibe van zijn grote broer. Ook als het een (hele) slechte is.

Enfin, dit drama kwam natuurlijk niet uit het niets. Anders zou ik niet zo door het lint gegaan zijn. Mijn zelfbeheersing is normaliter redelijk goed in orde.
Er gingen al behoorlijk moeilijke dagen of zelfs weken en te korte nachten aan het hierboven beschreven schouwspel vooraf. Inclusief boertig tegenspreken, het vierkant negeren van ouderlijk gezag, hondsbrutaal zijn, tuffen, stampen, slaan, roepen en tieren. Prachtig palmares ja. En dan heb ik het nog niet over dit soort sympathieke tussenkomsten:

“Mamaaaa, ik ga Rowen wakker maken! Na na ne na na… ” “Nee Finn, dat ga je niet doen!” “Oh jawel!” En bam, daar gaat ie broers kamer binnen. Broer wakker uiteraard.

“Rowen! Omi rijdt met de buggy!” Omdat hij zeer goed weet dat zijn broer altijd protesteert als er iemand anders dan ik met de buggy rijdt. Maar Rowen was zich van geen kwaad bewust die keer. Tenminste tot Finn hem op de hoogte bracht.

Ja, dit is officieel zijn moeilijkste fase ooit. En we zijn nochtans al door behoorlijk moeilijke fases gegaan. Maar dat de mottigheid het nu vaker haalt dan de liefde is echt wel nieuw. Mijn moeder en ik hebben een paar dagen nodig gehad om te bekomen. En te beseffen dat ons Oostends verdriet geen slechte droom was. Wel pure realiteit. Helaas.

Sinds het zwarte weekend aan zee houden we Finn alleszins nóg korter dan voorheen. Dat helpt. Af en toe. Het gaat echt op en af. Soms is hij boos om het minste. Soms wendt hij zijn blik af om een preek te vermijden of contact zelfs gewoon onmogelijk te maken. Soms negeert hij de mensen die hem het liefste zien volledig. En toch is het ook een vrolijk en sociaal kind. Dat vrienden heeft en zicht te pletter amuseert op school. En zijn mama eigenlijk niet kan missen.
En ik hém niet. Eén dag is al lastig.

Mijn Finneman is een uitdaging. Maar ik ben geen opgever. En alles gaat voorbij. Ook deze fase. Ja toch ja toch ja toch????