Erika bekent: ik heb stoute kinderen.

Eerlijk duurt het langst lieve mensen. En levert ook meer op dan het hoog houden van de schijn. In het beste geval misschien zelfs wat herkenning en troost. En die zou ik wel kunnen gebruiken ja.

Niet dat je me zover krijgt dat ik zeg dat ik gefaald heb als moeder. Zo helder kan ik het nog wel bekijken. Maar helemaal goed pak ik het precies toch ook niet aan, die opvoeding van mijn kinderen. Mijn twee luide, bijzonder levenslustige kleuters. Die overal opgemerkt worden. En niet zelden in weinig positieve zin.

De jongste kan zich nog verschuilen achter de zogeheten terrible three. Heeft zijn broer ook mogen doen destijds. Maar five zou toch funky moeten zijn, dedju?

Ze zien mekaar doodgraag, mijn jongens. En toch geeft de ene de andere vaak liever een djoef op de mulle dan een liefdevolle knuffel. Ze weten best wanneer het allemaal wat stiller mag of zelfs moet. En toch scheppen ze er plezier in om juist dan hun keeltje nog wat verder op te zetten. Ze beseffen heel vaak perfect dat ze beter kunnen, en toch doen ze dat bewust niet.

“Blijf van mekaars lijf. Eet verder. Eét verder. Finn, je bent weer vergeten dat je aan het eten bent. Blijf daar af. Laat je broer gerust. Raap dat op aub. Meen je nu dat je dat melkje weer omver gegooid hebt? Die boterhammen zijn goed zoals ze zijn. Gisteren moesten ze zoals bij opa, nu zijn ze zoals bij opa en is het weer niet goed. Wat zeg je dan? Juist ja, pardon/alstublieft/dankuwel. Kleed je verder aan. Je hebt nog geen schoenen aan. Vraag gewoon wat je nodig hebt lieve schat in plaats van meteen hysterisch te panikeren. Nee, je gaat die dikke jas aandoen anders ga je kou hebben. Stap in de auto aub. Aan je eigen kant. Geef die tut terug aan je broer aub. Stop met ruzie maken over dat ‘dingetje’. Waarom willen jullie toch altijd per se met hetzelfde spelen, jullie hebben tonnen speelgoed verdorie! Blijf in je bedje liggen aub. Ga terug naar je bedje aub. Het interesseert me niet wie er begonnen is. Jullie zullen allebei wel iets gedaan hebben. Enzoverder enzovoort…”

Waarom? Waarom toch? Waarom maken ze het hun moeder soms zo verdomd moeilijk? Waarom leren ze zo weinig bij? Waarom snappen ze na al die tijd nog altijd niet dat de ochtend-en avondrituelen voor iedereen een stuk aangenamer zouden verlopen als ze voor één keer meewerkten? De procedure is elke dag exact dezelfde, waarom doen ze niet eens spontaan wat van hen verwacht wordt? Waarom zien ze niet in dat braaf zijn een pak meer oplevert dan stout zijn?

Soms, enfin, meer dan mij lief is, voel ik mij een soort sergeant. Altijd drillen. Altijd opjagen. Iets te vaak mijn stem verheffen. De wanhoop uitschreeuwen. De goesting krijgen om fysiek pijn te doen zelfs, in de ijdele hoop dat dát wel een oplossing zou zijn. Dat ze dan wél de klik zouden maken. Maar zo ben ik niet. Echt niet. Zo wil ik ook niet zijn.

Nu voor je me vertelt dat er heus wel andere manieren zijn… Lief en kalm heb ik ook geprobeerd, hoor. Blijf ik proberen zelfs. Alles geduldig uitleggen. Positief zijn en belonen als het kan. Straffen en streng zijn als het moet. Maar allemaal met even veel of eerder even weinig effect. Een oplossing is altijd geweldig tijdelijk. In de long run is er geen blijvende vooruitgang. Frus-tre-rend, niet normaal.

En toch weet ik dat het goed komt. Ooit. In een zo dichtbij mogelijke toekomst pleassssse. Voor ik compleet gaga word. Want eigenlijk ben ik heel stabiel van nature. En blij. En content. En op een dag moeten mijn crazy kinders dat ook wel zien en voelen en… overnemen. Ja toch?

Er zijn trouwens nog altijd een hoop waanzinnig fijne momenten. Die mag ik nooit vergeten. Dan zie ik de mooie mensen die diep vanbinnen in die kleine monstertjes verscholen zitten. Nee, ik zou ze voor geen geld ter wereld willen missen, mijn jongens. Hoe vaak ik ze ook (binnensmonds) vervloek. Weet je trouwens dat ze de eersten zijn om hun mama te komen troosten als ze haar zelf hebben doen huilen?

I love them to pieces. En juist daarom doet hun dagelijkse circus me soms zo vreselijk veel pijn.